‘Hartelijke groeten’ uit concentratiekampen

Tekst en foto’s: Annelies BarendrechtIn februari 1995 overlijdt moeder Liesbeth. Op, ironisch genoeg, Bevrijdingsdag van hetzelfde jaar belt Liesbeth’s voormalige kindermeisje en tweede moeder, Adry van Beek, naar Ruth. Ze vertelt dat ze bij het opruimen van de schuur een kapotte schoenendoos heeft gevonden vol brieven uit de oorlog. ‘Ook allemaal brieven van jouw moeder, kind! Wil je ze nog lezen of kan het bij het oud papier?’

De brieven zijn verzonden uit het kamp in Barneveld en uit Westerbork en Theresiënstadt. Ze vertellen het verhaal van een joodse familie in oorlogstijd die steeds meer inboet aan waardigheid.

Ruth: ,,Mijn familie heeft destijds verslag gedaan van een leven in een tijd waar absurde, bizarre gebeurtenissen aan de orde van de dag waren en waarin waanzin en chaos hoogtij vierden. Alles werd hen letterlijk en figuurlijk afgepakt. Ze werden tot op het bot vernederd. Men beschouwde hen niet meer als mensen, maar als materiaal.’’

Tot het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog lacht het leven de joodse familie Muller toe. Ruth’s grootvader Maurits is een gewaardeerd gynaecoloog, haar oma

Rebecca de eerste vrouwelijke arts in Utrecht.

Liesbeth is de jongste van de vier dochters. Ze heeft een innige band met het kindermeisje, Adry van Beek. Bijna alles kan en mag. Maar als de Duitse Nederland hebben bezet, worden steeds meer beperkingen en verboden voor joden ingevoerd. De familie past zich zo goed mogelijk aan en probeert er het beste van te maken.

De razzia’s zijn in volle gang, maar de Mullers wanen zich beschermd. Ze staan immers op de ‘Lijst Frederiks’, een lijst met vooraanstaande joden die vrijstelling van ‘Arbeidseinsatz’ garandeerde (zie kader).

Pas wanneer de hele familie in april 1943 gedeporteerd wordt naar huize De Schaffelaar in Barneveld, begint de oorlog in alle hevigheid tot ze door te dringen. Al te veel zorgen maken ze zich echter niet in het ‘Joods Tehuis Barneveld’, zoals de Duitsers het kasteel omdopen, want hun veiligheid loopt geen gevaar. Denken ze.

Ruth: ,,Mijn moeder is zestien als ze afscheid moet nemen van haar leven in Utrecht en van de dierbare Adry. Maar ze is optimistisch. De oorlog zal wel gauw voorbij zijn, verwacht ze, en dus zullen ze niet al te lang in Barneveld hoeven blijven. Haar vader Maurits wordt ondergebracht in de barakken bij huize De Biezen, aan de andere kant van Barneveld, het onderkomen van de mannen. De hele familie schrijft briefjes naar Adry. Het zijn vooral brieven met wensen. Zo schrijft Liesbeth: ‘Ik ben snipverkouden. Zou je misschien iets kunnen opscharrelen wat op drop lijkt of op wybertjes of op hoesttabletjes. En kun je misschien het messen-, vorken- en lepelbakje opscharrelen. Nu hebben we alles in een kartonnen doos, wat erg onhandig is.’ Achteraf gezien vormen die brieven een historische gezien waardevol verslag van het dagelijks leven in het kamp in Barneveld, en later in Westerbork en Theresiënstad.’’

In eerste instantie heeft de bevoorrechte groep Barneveldse joden relatief veel vrijheid. Ze mogen zelfs af en toe even naar het dorp. Vader Maurits heeft de nodige lichamelijke klachten. Hij overlijdt in september 1943 in De Biezen, terwijl er een baby op komst is.

Adry blijft pakjes en brieven sturen naar de familie Muller, maar zo gemakkelijk als het in het begin allemaal ging, is het niet meer. Ruth: ,,Er druppelden ook steeds meer angstaanjagende verhalen door. Over het kamp Westerbork en verdere deportaties. Liesbeth’s zuster Emmie trekt haar conclusies. Ze heeft gehoord over treinen die vertrekken naar het oosten. Veewagons waar mensen ingepropt worden als beesten en daarna hoort niemand ooit meer iets van ze. Dat zal haar niet overkomen, neemt ze zich voor.’’

Op 29 september 1943 komt een personenwagen met daarin SS-Sturmschafführer Franz Fischer het terrein van De Schaffelaar op rijden, gevolgd door tien overvalwagens vol met Duitse politie en leden van de joodse kamppolitie uit Westerbork. Het hele terrein wordt afgezet en iedereen krijgt twee uur tijd om zijn spullen te pakken voor het transport naar Westerbork.

Ruth: ,,Emmie houdt woord. Zij en haar man Jacques verstoppen zich onder de vloer van het washok van de woonbarak bij de Schaffelaar. ‘s Nachts vluchten ze door de bossen naar een onderduikadres. De volgende dag worden ze opgehaald door een vriend in een begrafenisauto. Hij brengt hen naar hun onderduikadres in Amsterdam. Emmie ligt, net als mijn opa Maurits, begraven op de joodse begraafplaats in Barneveld.’’

De briefwisseling tussen Adry en de familie gaat onverminderd door, in Westerbork en nog later in Theresiënstadt. Ze vertellen over het leven in de kampen, over het verlies aan waardigheid. ‘Het was onbeschrijfelijk allemaal, alles, in ieder kamp’, schrijft Liesbeth, ‘je kunt niet begrijpen dat het bestaan kan. En altijd paste je je weer zo goed mogelijk aan en trachtte je er nog het beste van te maken’.

Ruth: ,,Maar mijn familie heeft ook geluk gehad. In februari 1945 werd zij uitverkoren om naar Zwitserland te gaan. Het is de bedoeling van de nazi’s dat deze uitverkoren groep van 1200 joden reclame gaat maken voor de Duitsers: iedereen in het buitenland moet met eigen ogen kunnen zien dat de joden het goed hebben gehad in de nazikampen.’’ De cirkel is rond als Liesbeth op 19 juli 1945 aan Adry schrijft dat ze zich verheugt om weer terug te keren naar Utrecht.

Jaren hebben Ruth en haar man Rob Limper er over gedaan om alle brieven te lezen en de inhoud te laten bezinken. Ook de andere familieleden lazen de brieven. Voor vrijwel iedereen was het een emotionele exercitie.

Ruth: ,,Hier moeten we wat mee, vonden we. We wisten eigenlijk heel weinig af van die jaren in de kampen, want er werd niet over gepraat. Liever de draad weer oppakken dan stilstaan bij het verleden, was het adagium. We hebben de brieven gebundeld en van commentaar voorzien. Het resultaat is: ‘Hartelijke groeten, berichten uit concentratiekampen.’ Het is een soort monumentje voor alle familieleden die het zelf niet kunnen vertellen.’’

 

Het boek ‘Hartelijke groeten, berichten uit concentratiekampen’ is verkrijgbaar in het Joods Historisch Museum en het Herinneringscentrum Kamp Westerbork. Ook is het boek te bestellen door 19,50 euro over te maken op rekeningnummer 26.76.942 ten name van R. Limper, onder vermelding van het verzendadres.Ruth van der Meij: ,,Het boek is een soort monumentje voor alle familieleden die het zelf niet kunnen vertellen.’’